top of page

Verbondenheid als houvast

Technologie maakt ons bereikbaar voor elkaar, maar duwt ons ook van elkaar weg. Voor echte verbondenheid heb je liefde nodig, in al haar verschijningsvormen.




Techniek, dat was het onderwerp waarover 70 jaar geleden, op 18 november 1953, de Duitse filosoof­ ­Martin ­Heidegger een lezing hield. Hij formuleerde toen de stelling dat alleen al het bestaan van de techniek mensen als het ware opeist om ­ermee aan de slag te gaan. Opvor­deren, zo noemde Heidegger het. Een hedendaagse commentator van zijn lezing, Gerard Visser, gaf de smartphone als eigentijds voorbeeld daarvan, culminerend in de vraag: ‘Het is allemaal handig, maar beseffen we ook wat het handige met ons doet?’


De smartphone behoort tegenwoordig niet alleen tot de basisuitrusting die we voortdurend vasthouden, maar lijkt vooral ieders houvast te zijn. Hij garandeert in zak- en handformaat waar we als mens naar snakken: verbondenheid, zekerheid en ­veiligheid. Ecce homo.


We hebben wereldwijd nog nooit zoveel, zo snel en zo kwaliteitsvol met elkaar kunnen communiceren als vandaag. Het is ongelooflijk! We kunnen online vergaderen met mensen van overal ter wereld. En de mening die ik post, kan wereldwijd gelezen worden, en wel op het moment dat ik die mening post. Het doet anders ­denken over tijd en afstand. Tegen de neoliberale en geseculariseerde horizon van het Westen versterkt die technologische revolutie bovendien de ‘competitie van overtuigingen’, zoals de Amerikaans-Britse politiek ­filosoof Larry Siedentop het noemt. Hij stelt daarbij vast dat ‘onze kijk op de dingen nauwelijks nog is gebaseerd op een verhaal’. Alles lijkt ­gefragmenteerd te zijn, los van elkaar, ook wijzelf in onze onderlinge verhoudingen. Ecce societas.


Overtuigingen kunnen over alle mogelijke grenzen heen worden ­gedeeld, bevestigd en tegen­gesproken. De technologie lijkt op haar beurt individuen voort te stuwen om alle mogelijke opinies de wereld in te jagen – los van de kwaliteit van die opinies, want op dat vlak garandeert de technologie gelijkwaardigheid van individuen en vrijheid van meningsuiting, althans binnen de rasters die de techreuzen ons opleggen. Maar hoe zit het met die derde verlichtingswaarde, broederlijkheid?


Menschen werden Brüder

Onderzoek en ieders leven maken duidelijk dat de essentie van het ­recept voor ieders persoonlijke geluk wordt gevormd door de relaties met medemensen. Tot die verbondenheid draagt de techniek alvast heel wat bij, even abstractie makend van het feit dat de vele communicatiekanalen en -mogelijkheden de communicatie as such in de relaties – en dus ook die ­relaties – alvast complexer hebben ­gemaakt.


Persoonlijk welzijn of welbevinden hangt samen met alles wat individualisme en fragmentarisering tegenspreekt. Niet ik alleen sta centraal in mijn relaties. En voorts willen mensen overzicht en samenhang om zichzelf en anderen te kunnen situeren en inschatten, ordentelijk te kunnen ­samenleven, zich daarbij te positioneren en te manifesteren, en zich goed te voelen. Individueel en samen, rekening houdend met elkaar.


Het is precies broederlijkheid die de techniek en de vrije meningsuiting wijst op hun plaats en grenzen. Techniek houdt op instrument te zijn van verbondenheid waar ze zelf de prioriteit van mijn aandacht krijgt, en de vrijheid om mijn mening te geven houdt op waar ik de ander schaad in diens integriteit en vrijheid, en dus zo onmiskenbaar aan competitievervalsing doe in de competitie van de overtuigingen.


Naast dat grensoverschrijdend ­gebruik van technologie en vrijemeningsuiting, staat de al even schadelijke strategie van de onverschilligheid. In dat verband wees Frans Timmermans, vicevoorzitter van de Europese Commissie, in zijn boekje Broederschap op het gevaar van wat hij herzuiling noemt: ‘We gaan steeds meer langs elkaar leven, binnen lijnen van kansenongelijkheid.’ Daarbij komt ook armoede in het vizier, en dus ook de plicht tot solidariteit: ik mag me niet apart plaatsen van de noden van mijn medemens. Die laatste doet ­immers geen beroep op mijn oordeel, maar op mijn broederlijkheid, noem het een bijdrage aan de Europese droom: ‘Alle Menschen werden ­Brüder.’


Maar klinkt dat allemaal niet erg horizontaal, mensen met hun onderlinge verbindingslijnen?


Het dak eraf

Hoe zit het met de verbindingslijnen naar boven, naar het niveau, bijvoorbeeld, waaraan eertijds de waarden van de ver­lichting ontsproten, het christelijk geloof? Dat dakterras van het leven, noem het bij uitbreiding de hele wereld van de transcendentie, werd al enkele decennia geleden van het huis van de maatschappij getild. Sindsdien hebben velen het ook in het eigen leven gesloopt, of gewoon stilletjes gelaten voor wat het is. De persoonlijke keuze voor een godsdienstig of levensbeschouwelijk houvast is voor westerlingen al een poos eerder tegendraads, terwijl tegelijk velen zoeken en tasten naar een betekenis- en zingevingskader, het liefst zelfs met wat spirituele toetsen – zolang m’n vrijheid maar gegarandeerd blijft en niemand me tot iets dwingt, zeg maar.


Het gaat me hier om de wat dubbele houding tegenover ­alles wat transcendent is. Enerzijds is er wat filosoof Guido Vanheeswijck in zijn Tegendraadse beschouwingen de ‘aversie voor elke vorm van transcendentie’ noemt, ‘typisch voor het vandaag heersende exclusieve humanisme’. Anderzijds is er de zucht naar ‘iets transcendents’, waarvan de pas overleden paus-emeritus Benedictus XVI eertijds stelde dat die zucht ­precies behóórt tot het humanisme. Anders verwoord: het wringt.


Sowieso lijken we er alles aan te ­willen doen om ons hele leven zelf in de hand te blijven houden, maar tegelijk is er de logica van het diepste dat mensen in het alledaagse leven verlangen: liefde, de meest intieme vorm van broederlijkheid. Die logica is er geen van alles in de hand houden, maar van geven en ontvangen. In de beleving daarvan lijkt het licht van de dimensie van de transcendentie ­binnen te schijnen. Zeker wanneer mensen zichzelf aan elkaar geven.


Hartsprong

Vooral liefde overstijgt in het alledaagse leven precies dat alledaagse. Het is de liefde die een mens wijst op de essentie van het leven: door ­verbondenheid welbevinden ontvangen en geven. Sinds mensen­heugenis, dwars door alle evoluties van maatschappij, technologie en waarden heen, leidt het hart mensen naar de liefde. Meer zelfs, de grootste verlangens en ontgoochelingen cirkelen om haar heen. Het is geen dimensie van hebben, maar van zijn, zelfs al is het een onvolmaakt zijn. Het gaat over verbondenheid en betekenis, over houvast, niet over vasthouden.


‘Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn’, zo geeft Jezus mee. Dat raakt het verhaal van de liefde, het verhaal dat mensen in alle innigheid ­schrijven met elkaar, op elk niveau van ­diepere relaties.


Ook al overstijgt liefde het niveau van de techniek, ze heeft zelf ook zo haar ‘technieken’. In die zin kan ­Heideggers stelling stellig overgezet worden naar de liefde: waar ze is, ­vordert ze ons op. Of zoals romanschrijfster Amélie ­Nothomb schreef in Dorst: ‘Als je door liefde wordt gedreven, dan wordt ze zichtbaar.’ De vruchtbaarheid van de liefde situeert zich in de harten en het samenleven van alledag. Liefde als verbindend en funderend verhaal, over alle tijden en grenzen heen.


Dat verhaal overstijgt het niveau van de overtuigingen, in die zin dat liefde precies vanuit zichzelf vraagt dat ze overtuigingen mag door­dringen en kleuren. Ze vijlt de scherpe randen eraf, voegt een dosis empathie toe, evenals betrokkenheid op de ­ander en het algemeen belang. Maar ze doet meer: ze maakt dat dergelijke overtuigingen bouwstenen worden van een verhaal van engagement en passie. Dat maakt de liefde zowel sterk als kwetsbaar.


Zalig

In een paasessay mag het tot slot zeker ook even over Pasen gaan, het kernfeest van christenen. Die voelen zich op geheel eigen wijze geroepen om een mondje mee te praten als het over diepere relaties gaat. Behalve verbondenheid op het niveau van mede­mensen is er die op het dakterras, met een God die ze zowaar omschrijven als Liefde. Op grond van het geloof in God de Vader zijn volgens christenen alle mensen kinderen van God en alle ­medemensen dus broers en zussen van elkaar. Over broederlijkheid ­gesproken! Liefde tot God en naastenliefde zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.


Centraal in hun geloof belijden christenen dat Jezus na zijn dood is verrezen: Pasen. Er bestaat geen techniek of technologie om dat te kunnen vatten. De verrijzenis is immers niet te begrijpen, alleen te geloven. Net zoals God zelf. En dat kan niet zonder liefde, ­aldus christenen, voor wie de verrijzenis het hart is van het geloof in de God waaraan ze zich hechten.


Waar het hart zich ook aan hecht, door liefde wordt die gehechtheid of verbondenheid positief geladen en voelbaar. Of om het met de bekende Grote Haas te zeggen: ‘Ik hou van jou tot aan de maan … en ­terug.’ Zalig!



Bron: De Standaard, 9 april


Leonie Bos

Jürgen Mettepenningen

Theoloog en auteur van het boek ‘Houvast’.

34 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page